- Liesbeth Verboomen
Over sterven en vergankelijkheid
Als kind reeds hield de dood mij bezig. Ik herinner mij nog heel helder een moment. Ik was op het terras van mijn ouders. Droeg een donkerblauw jasje met witte rits. Het was een afdankertje van een ver nichtje, iemand die ik niet kende. Het leek hagelnieuw. Ik draaide een soort van cirkeltjes, langzaam, dralend. In mijn gedachten verzonken en tegelijk mezelf bewust van het moment. Het zonlicht op het gras. Door mij heen de gedachten over de dood. Niet dat ik dood wilde, wel een ernstig filosoferen over de dood die onvermijdelijk is. Ooit zou ik sterven.
Vergankelijkheid bleek een ander thema in mijn leven. Pittiger en vooral onverdraaglijker dan de dood. Het hield mij bezig tot ongeveer aan mijn veertigste.
Op een dag zat ik in de zithoek, als kind, op de schoot van mijn moeder. Op het salontafeltje lag een magazine met op de cover een foto van Jean Seberg, een beroemde actrice uit die tijd. We bladerden door het tijdschrift tot bij de reportage over deze actrice. Een schok ging door mij heen toen ik zag hoe dit jong blakend mens was vergaan tot een ‘verdoofde’ ziel. In mijn waarneming was er enkel vergankelijkheid. Mijn jonge brein kon niet bevatten dat zoveel schoonheid kon afbrokkelen. Ik huilde ontroostbaar.
Ik moet er soms nog aan denken. Ik vraag mij af of het reeds een bewust worden was van hoe mijn moeder zou eindigen. Een mooie, talentvolle en gevoelige vrouw die, moe van het strijden tegen haar demonen, het leven in zichzelf doofde.
Mijn dochter, 18, plaatst ook moedige kanttekeningen bij dat onontkoombare van de dood. Ik herken haar angsten en haar vragen. Hoe een onharmonieuze sfeer in een gebouw haar kan benauwen en de dood in beeld brengt. Het aanvoelen van dingen die zich moeilijk laten benoemen.
Hoe verser op de aarde, hoe dichter bij de angst voor de dood. Hoe jonger de kiem, hoe kwetsbaarder het leven en dus hoe meer de dood confronteert. Bij de geboorte van mijn kinderen, een explosie van leven, voelde ik ook de kracht van de dood. En bij het sterven van geliefden, ervaar ik de kracht van het leven.
Nu mijn levensboog steeds zichtbaarder wordt, word ik rustiger bij het gegeven van de dood. In het ruisen van de bomen, in de dans van de wind met de ontelbare blaadjes van de grote es in de tuin, in het voorbijglijden van de wolken, in het spel van zonlicht en schaduw, in de vlucht van vogels, voel ik mij samenvallen met iets dat ik als veilig ervaar. Samenvallen met de natuur, met iets dat onstopbaar vloeit in en rondom mij. Een uitnodiging om mee te vloeien, om over te gaan, om toe te vertrouwen. Kleine dagelijkse oefeningetjes in overgave. In sterven.
Ik kijk vaak naar deze kleine tafereeltjes in mijn tuin. En het vervult mij met leven. Met een vredigheid ook. En met het besef dat dit essentie is.
Het plaatst mij in de natuurlijke positie van mijn eigen levend zijn als onderdeel van één grote neutrale levensadem. Ik maak deel uit van de natuur. In zichtbare en onzichtbare vorm.
Wat erna het overgaan komt heeft denk ik geen belang voor het nu. In het opgaan in het vloeiende is, naar mijn gevoel, diep geluk reëel.
Een loslaten en daardoor ontvangen van wat je liefhebt. Het samenvallen met de essentie in elk van ons. Het samenvallen met de grote levensadem.
